Haal meer uit je ruwvoer door inzicht in het conserveringsproces

Het conserveringsproces van ruwvoer is behoorlijk complex. Tijdens het inkuilproces doorloopt het gewas vier fases. Met name de eerste twee zijn bepalend voor de uiteindelijke kwaliteit van het ruwvoer. Inzicht in het conserveringsproces geeft je kennis om de kwaliteit van je ruwvoer te optimaliseren. Wij bieden veehouders meerdere inkuilmiddelen om het proces op deze cruciale momenten optimaal te ondersteunen. Harmen van der Sluis, technisch specialist bij Barenbrug, geeft je waardevolle adviezen voor de keuze van het juiste inkuilmiddel.

Een hoge opbrengst ruwvoer van een goede kwaliteit is belangrijk voor ieder melkveebedrijf. Het is nodig voor de productie van veel melk tegen een scherpe kostprijs en lage milieu-impact. Als veehouder heb je daarbij niet alles in de hand; gras en mais zijn natuurproducten waarbij de groei-, oogst- en inkuilomstandigheden bepalend zijn voor de opbrengst en kwaliteit. De kwaliteit staat ook nog eens onder druk door meer weerextremen en specifieke schimmels. Door verliezen tijdens het proces, bereikt van de 5 hectare geteeld ruwvoer uiteindelijk maar 4 hectare de pens van de koe. De verschillen tussen bedrijven zijn groot. “We zien op bedrijfsniveau verliezen van 4 tot 27% bij gras en 3 tot 20% bij mais”, aldus Harmen.

Vier fases conserveringsproces

De conservering is een belangrijk proces waar je zelf grip op kunt hebben bij het maken van goed ruwvoer. Onder het plastic voltrekken zich buiten het gezichtsveld complexe biologische processen die bepalend zijn voor de verliezen en de uiteindelijke kwaliteit.

Om op de juiste momenten goed te handelen, is het belangrijk om het conserveringsproces te begrijpen. Van der Sluis geeft aan dat elke kuil door vier fases gaat.

De eerste is de zuurstofrijke fase, en bevat dus restzuurstof nadat de kuil luchtdicht is afgesloten. Dan volgt de conservering, dan de bewaarfase en tot slot het uitkuilen. De eerste fase moet zo kort mogelijk zijn omdat melkzuurbacteriën pas werken in een zuurstofarm milieu. De tweede fase moet zo snel mogelijk gebeuren, de derde fase heeft voor de tijdsduur geen beperkingen. Voor kwaliteitsbehoud in de vierde fase zijn voldoende voersnelheid en een recht snijvlak belangrijk.

 

 

Veel verliezen door nat gras

Met name nat gras inkuilen is een reden voor veel verliezen. Dat gebeurt vooral in de tweede helft van de eerste fase en in de tweede fase. “Het inkuilen van 10 ton product met 20% droge stof betekent 8 ton water in de kuil met een pH van 7. Dat moet zakken richting een pH van 4 om de conservering te laten slagen”, aldus Harmen. Ook bij het uitkuilen is het risico op verliezen groot, met name bij kuilen met weinig azijnzuur, veel restsuikers en/of melkzuur en een dichtheid van minder dan 230 kilo droge stof per kuub.

Gisten en schimmels spelen bij het openen van de kuil een cruciale rol: gisten worden door de zuurstof actief en breken onder andere melkzuur af. Door de warmte en pH-stijging neemt het aantal gisten snel toe, net als het aantal schimmels en slechte bacteriën. Deze kettingreactie is een oorzaak van broei en verspilling van nutriënten.

Veel propyleenglycol in de kuil

Inkuilmiddelen helpen het conserveringsproces in goede banen te leiden. Want met een inkuilmiddel worden specifieke bacteriestammen gebruikt die onder bepaalde omstandigheden groeien. Van der Sluis haalt als voorbeeld de Lactobacillus Buchneri aan waarvan er meerdere in omloop zijn. “Maar net als bij Formule 1-auto’s is er maar eentje de snelste. Uniek van de stam die wij gebruiken is de bovengemiddelde aanmaak van propyleenglycol”, aldus Harmen.

Onder andere propyleenglycol zorgt voor gezonder ruwvoer met een betere energiebalans. Dit draagt bij aan een stabiele pens-pH waardoor de koe meer en efficiënter ruwvoer kan verwerken. Volgens de technisch specialist worden de inkuilmiddelen die propyleenglycol produceren ook wel de derde generatie genoemd. “Bij de eerste generatie werd alleen melkzuur gevormd om de pH te laten dalen, bij de tweede ook azijnzuur om gisten en schimmels te remmen. Bij de derde generatie kijken we verder dan alleen de kuil. We richten ons op de behoefte van de koe.”

Meerdere inkuilmiddelen beschikbaar

Aangezien kuilen en omstandigheden nooit hetzelfde zijn hebben we meerdere inkuilmiddelen beschikbaar. Voor suikerrijk gras is Bonsilage Fit gras geschikt. Daarbij ligt de focus op een hoge propyleenglycol-productie en maximale broei- en schimmelremming. Uit een driejarige analyse blijken dat behandelde kuilen stabieler. Ze bevatten structureel minder suiker, meer melkzuur en azijnzuur en hebben een forse verhoging van het aandeel propyleenglycol. Inkuilmiddelen dragen duidelijk bij aan betere controle van het proces.”

 

 

Een leuk feitje: één potje Bonsilage maakt een hoeveelheid propyleenglycol met een marktwaarde van maar liefst € 2.275.

Inkuilmiddel ideaal voor natter gras

Tot slot is er Bonsilage Forte; het product dat actief boterzuurbacteriën remt. Daardoor heeft Bonsilage Forte als enige inkuilmiddel een onderscheiding ontvangen. De actieve remming van boterzuurbacteriën maakt het middel ideaal voor natter gras, ook voor nattere kuilen met luzerne, klaver of kruiden. Harmen: “Het geeft een razendsnelle pH-daling en zet meervoudige suikers om in melkzuur. Dit middel kun je blindelings in een najaarssnede inzetten.”

All-round inkuilmiddel

Een ander inkuilmiddel is Bonsilage Plus, een allround product voor optimale conservering en maximale broei- en schimmelremming. Het middel werkt vooral in de tweede fases, voor een snelle conservering en behoud van eiwitkwaliteit. “Met name de B2-fractie van het eiwit is fors hoger weten we uit onderzoeken.” Zo is in Duitsland door middel van de zogenoemde CNCPS-analyse gekeken naar de eiwitfractie. Daarbij is onafhankelijk aangetoond dat door Bonsilage Plus er meer benutbaar eiwit behouden blijft in de kuil. “Dat is het eiwit waar je van kunt melken”, benadrukt Harmen. Het inkuilmiddel past ook het beste bij vlinderbloemig en kruidenrijk gras.

Welk inkuilmiddel past bij jou?

Om het beste middel te kiezen hebben wij een keuzeschema op basis van graskwaliteit, percentage droge stof en andere gemaakt. Denk aan het verbeteren van de gezondheid of gemak. Een andere manier om het beste middel te kiezen is op basis van de voorspelde graskwaliteit. Daarbij kijken we naar het percentage goede grassen, de eerste of latere snede en het percentage droge stof.

 

Het gras verschilt per seizoen. In het voorjaar is het gras suikerrijk, in de zomer relatief suikerrijk met verhouting en in het najaar bevat het gras veel eiwit.

“Veehouders die voor de beste ruwvoerkwaliteit gaan, kiezen per snede welk inkuilmiddel het beste past” 

adviseert Harmen tot slot.

 

terug